De landelijke
ophokplicht voor pluimvee die minister Carola Schouten van Landbouw dinsdag afkondigde zal vooral sterk gevoeld worden in de Venray, Ede en Barneveld. In deze gemeenten is een kwart van de Nederlandse bedrijven met legkippen gevestigd, zo meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op basis van cijfers over 2020.
In deze drie gemeenten bevindt zich tevens ruim 21 procent van de legkippen. Cor Pierik, landbouweconoom van het CBS, weet dat een ophokplicht vooral economische gevolgen heeft voor pluimveehouderijen met legkippen. Deze
kippen mogen namelijk vaak ook naar buiten, anders dan vleeskuikens.
“Als kippen binnen moeten blijven, dan heeft dat impact op boeren die dan geen uitloopeieren kunnen leveren”, aldus Pierik. Nederland telde vorig jaar 856 bedrijven met leghennen. Die hielden samen ruim 43 miljoen kippen.
In Limburg en Gelderland is de helft van de legkippen te vinden en de helft van de bedrijven die zich hiermee bezighouden. Ook in Noord-Brabant en Overijssel zitten veel pluimveehouders.
De ophokplicht is ingesteld om de verspreiding van een zeer besmettelijke variant van de vogelgriep (H5) tegen te gaan. Vanaf dinsdag 12.00 uur moeten alle commerciële pluimveebedrijven hun dieren binnenhouden. Ook dierentuinen, kinderboerderijen en houders van hobbyvogels moeten hun dieren afschermen.