Zeldzame gast op de voedertafel, het puttertje

Een mooie opname door Michael de Vries

Deze vinkensoort heeft een opvallend kleed met een rood gezicht en zwart met witte kop. In de vlucht valt vooral de brede gele vleugelstreep over de verder zwarte vleugel op. De stuit is wit en de staart is zwart met witte vlekken. Bovendelen zijn verder bruin en de onderdelen wit. De Putter is daarmee zeker één van Nederlands fraaiere vogels! Voor een zaadeter heeft hij een wat spitse en vrije lange snavel, uitermate geschikt om de zaden uit composieten zoals distels en paardenbloemen te plukken.

De Putter houdt van tamelijk open gebied met bomen en struiken. Putters hebben zich kunnen aanpassen aan door de mens gemaakte landschappen en is tegenwoordig ook te vinden in bosranden, parklandschappen, heggen, boomgaarden en tuinen. Mede daardoor is het aantal Putters in Nederland al jarenlang duidelijk in de lift. De belangrijkste voorwaarde aan het biotoop van Putters is een rijke vegetatie met veel kruidige gewassen, bij voorkeur van eerder genoemde composieten.

Niet alleen het uiterlijk is opvallend, ook de zang van de Putter is duidelijk herkenbaar en bestaat uit een snelle opeenvolging van korte, gevarieerde tonen. Hij laat de zang vooral tijdens de vlucht horen.

Beide vogels bouwen een slordig komvormig nest in een struik, boom of heg. Het vrouwtje broedt de 4-6 eieren alleen uit, maar beide ouders brengen de jongen groot. Als er jongen zijn staan ook insecten op het menu. Vaak volgt een tweede broedsel.

In de tijd van Jac P. Thijsse heette deze vogel nog ‘Distelvink’ vanwege de voedselvoorkeur, en ook de wetenschappelijke naam ‘Carduelis’ betekent distel. Maar blijkbaar heeft de Putter zijn huidige naam te danken aan het vermogen om miniatuuremmertje op te hijsen: ‘putten’.

Bron: Wikipedia

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen