Joseph Beuys, Strassenbahnhaltestelle _ In het Kröller-Müller Museum

27 mrt , 11:21 Kunst en Cultuur
small km 122 176 joseph beuys strassenbahnhaltestelle tramhalte tram stop 1976
Krüller Müller Museum Otterlo

Joseph Beuys (Krefeld 1921-Düsseldorf 1986) is een van de meest invloedrijke en politiek betrokken kunstenaars uit het naoorlogse Duitsland. Naast kunstenaar was hij, op latere leeftijd, ook hoogleraar beeldhouwkunst aan de Kunstakademie Düsseldorf. In het Kröller-Müller Museum staan van 19 april tot en met 5 oktober twee werken van hem opgesteld: Strassenbahnhaltestelle (1976) en Filzanzug (1970).

Een zachte samenleving

Voor Joseph Beuys zijn kunst en leven onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zijn werk zit vol persoonlijke symboliek die te maken heeft met belangrijke levensgebeurtenissen, die hij soms zelf verzint. Hij zet dit persoonlijke aspect in om kunst te maken met een maatschappelijk doel: het streven naar een samenleving waarin plaats is voor warmte, zachtheid en irrationaliteit en waarin ieder mens een kunstenaar is.

Spectaculaire installatie

Strassenbahnhaltestelle gaat terug op een herinnering uit Beuys’ jeugd in Kleef. De installatie is samengesteld uit een tramrail en afgietsels van Der Eiserner Mann (1653). Dit is een monument dat de Tachtigjarige oorlog gedenkt en in 1794 door troepen van Napoleon is vernield. Als Beuys na schooltijd bij deze restanten op de tram zit te wachten, ervaart hij de indringende kracht ervan. Hij realiseert zich dat ‘de hele wereld afhangt van de constellatie van een paar brokjes materiaal’. Deze gedachte legt de basis voor zijn opvatting dat sculptuur een voortdurend veranderend en sociaal proces is.

Beuys maakt deze installatie voor het Duitse paviljoen van de Biënnale in Venetië. Resten van die installatie zijn in het Kröller-Müller Museum ‘abgelegt’: neergelegd alsof ze zijn begraven.

Zelfverzonnen legende

Filzanzug (1970) verwijst naar een andere voor Beuys levensveranderende gebeurtenis uit de Tweede Wereldoorlog, al is deze deels door hem verzonnen. Nadat zijn gevechtsvliegtuig in 1944 neerstort op de Krim, zou zijn leven zijn gered door Tartaren die hem in vet en vilt wikkelden om zijn lichaamswarmte te herstellen. Met deze zelfverzonnen legende verklaart hij het veelvuldige gebruik van materialen met ‘warme’ eigenschappen zoals vet, vilt en koper (flexibiliteit, isolatie, geleiding) in zijn kunst. Het naar zijn eigen lichaam gemodelleerde vilten pak verwijst naar isolatie of bescherming tegen wat er om ons heen gebeurt.