Deze wasvrouw heeft geen behoefte aan een bakkie leut

Foto: Ede.nieuws.nl

Daar staat ze dan. De lang gewenste hulp in de huishouding. Vijftien jaar heeft ze zelf elke week weer stapels wasgoed op de hand gewassen. Ze kijkt me aan en zegt: ”Deze wasvrouw had ik jaren geleden moeten hebben”. Maar goed dat is niet zo.

Wit, en met een ‘kijkglas’! Een juweeltje! Hum, zul je denken waar gaat dit over. Ja, een wasmachine. Het is in de jaren zestig dat onze moeder haar eerste wasmachine kreeg. Eentje waarvan wij niet anders weten, dan dat zo’n witgoed machine erbij hoort. Maar zoals met heel veel dingen. Het is er niet altijd geweest. Als ik aan het einde van de morgen weer thuis kom zit onze moeder in de bijkeuken. Verschrikt kijkt ze om. Alsof ze zich betrapt voelt. “Ben je al weer thuis?” Het blijkt dat ze de hele morgen het proces van de wasmachine heeft gevolgd. Ze had er geen vertrouwen in. Zou dat ding haar, altijd zo zorgvuldig gewassen wasgoed, wel net zo schoon krijgen? Dus had ze een stoel uit de keuken gepakt en was er voor gaan zitten. Ze wilde echt, maar dan ook echt weten hoe alles in zijn werk ging. Ze staat op en volgt me naar binnen. In haar hand een koffiekopje. Erop wijzend zegt ze: ”Ik heb wel een heel rustige morgen gehad. Uiteindelijk heb ik maar koffie gezet en ben weer gaan zitten. Alléén ik, want die ‘wasvrouw’ had geen behoefte aan een bakkie leut. Ik weet gewoon niet wat me overkomt”. Ik zie dat haar gedachten terug gaan naar nog niet zolang geleden.

Elke zondagavond kon je er op rekenen dat er een broodmaaltijd klaar stond. Als iedereen rond een uur of zes weer thuis was, schoof het hele gezin, inclusief vriendjes en vriendinnetjes aan tafel. Hoe meer zielen hoe meer vreugd was het motto van onze moeder. Als de laatste ook zijn bord leeg had werd gauw de tafel leeg geruimd. Terwijl het orgel, een mandoline en een trompet gebruiksklaar werden gemaakt. Tijd voor zingen en muziek. Een uiteenlopend repertoire van oude, nieuwe en heel oude liedjes. Plezier alom. Na een poosje moesten de kleintjes naar bed en dat ging niet zonder de nodige tegen werppingen. En dan verdween onze moeder ook. Een gewoonte die nu nog steeds een glimlach op mijn gezicht tovert. Maar ouderwets? Echt niet. Wat niemand in de gaten had is dat in de keuken en de bijkeuken de stapels wasgoed werden gesorteerd. De voorbereidingen voor morgen; maandag wasdag. In een gezin met zes kinderen was wassen toen een dagwerk. Midden op de keukenvloer is een grote gaspit neer gezet. Daarop staat de grote grijze wasketel, die ook gebruikt werd tijdens het wecken van groenten, fruit en vlees. Eerst gooit ze al het witte ondergoed en de handdoeken in de ketel. Daarop de emmers water. Dan wordt de zeeppoeder er doorgeroerd en dan kan de gaspit onder de ketel aangestoken worden. De keuken is vanaf dat moment verboden terrein voor kinderen. Als later op de avond de stoom uit de ketel met het kokende wasgoed komt en het vuur eronder uit is, wordt met een grote houten knijper, de was doorgeroerd. Dan wordt de ketel in een paar dekens gewikkeld zodat het gedurende de nacht warm blijft en de was kan weken. Dan is het maandag en moet, geholpen door onze vader of een van de grote jongens, de inhoud van de ketel overgeheveld worden in de wasmachine met opstaande wringer. Deze voor die tijd, luxe elektrische machine, had ze gekregen toen er weer een baby op komst was en het wassen steeds meer werd. Wat was ze daar toen blij mee geweest. Er zat een verwarmingselement in en een soort schroef die wanneer je de klok onderop de machine in een stand van I of II zette deze in werking ging en de was in beweging zette. Wat een luxe. Als alle witte was door de mangel gedraaid was en in de bijkeuken met steenkoud water twee keer moest worden gespoeld, stond onder tussen de gekleurde was alweer te weken. Daarna ging de donkere was erin en dan de overalls. Alles werd uiteindelijk en in de losse centrifuge druipdroog gedraaid. Heel economisch. Je gebruikte op die manier veel minder water en zeep. Alleen de fijne was werd apart in een sopje gewassen bij het aanrecht. Uren was ze bezig voordat alle was aan de waslijn buiten hing. De grote stukken aan de buiten kant en het ondergoed, uit het zicht van de buren, er tussen. Alles netjes gesorteerd. En als aan het einde van de middag, de droge en fris ruikende was binnen werd gehaald, rook het hele huis lekker.

Ze zit tegenover me aan de grote achterkamertafel. Dan schrikt ze op uit haar dagdroom en zegt: “Joh ik hou tijd over met die wasmachine”. Dan zie ik haar naar haar handen kijken. Vandaag zijn ze niet rood en pijnlijk. Dat kwam vooral door het koude spoelwater. Dat was rond negentienhonderdzevenenzestig. Nu is het tweeduizendtwintig en we zijn inmiddels gewend aan onze huishoudelijke machines die helaas heel veel stroom en sloten water gebruiken. Terug naar weer de wasketel? Never nooit niet! Hoewel; bewust met je was omgaan is niet verkeerd.

Met vriendelijke groet juffrouw Raadgever

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen