Op zoek naar wilde zwijnen met Michael de Vries

Wilde zwijnen zijn ‘vrijgevochten en zelfbewust.’ Wilde zwijnen struinen overal rond waar ze voedsel kunnen vinden, maar als ze onraad bespeuren zijn ze zo weer weg.

Het wilde zwijn is een voorouder van onze ‘gewone’ varkens. De vrouwtjes, zeugen, leven met hun biggen en de biggen van het jaar ervoor in groepen (rotten).

In het voorjaar is het dan ook oppassen in het bos als er biggen in de rotten zijn, de zwijnen kunnen dan behoorlijk agressief zijn. Er zijn op het moment veel zwijnen op de Veluwe

De biggen van het voorgaande jaar heten overlopers. De volwassen mannetjes, de keilers, leven alleen. Ze hebben flinke slagtanden. Die slagtanden blijven groeien totdat de keiler ongeveer vier jaar oud is.

Wilde zwijnen eten alles en zijn dus ook omnivoren. Ze eten o.a. eikels, kastanjes, wortels en knollen, maar ook wormen, larven en soms zelfs knaagdieren. Ze wroeten daarbij vaak in de bodem, op zoek naar alles wat eetbaar is.

Zwijnen hebben veel last van parasieten die in hun vacht zitten. Daarom gaan ze vaak liggen rollen in modderige kuilen, om zich vervolgens, als de modder is opgedroogd, te schuren aan een boomstam. Door het schuren raakt het zwijn de modder, met daarin de gestikte parasieten, kwijt.

Redactie

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen